Willem Doorenbos

Willem Doorenbos, 28 mei 1820 – 18 februari 1906
P.C. Hooftstraat, van 1874 tot 1879 op nummer 64, later nummer 147

De P.C. Hooftstraat is de oudste bebouwde straat in de uitbreiding Zuid van de stad Amsterdam. Een der eerste bewoners was dr Willem Doorenbos met zijn gezin. Doorenbos was leraar op de Eerste H.B.S. met 5-jarige cursus te Amsterdam en heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de groep jonge dichters die als de Tachtigers bekend geworden zijn.

Wiilem Doorenborst, 1820 – 1906
Bron: Geheugen van Nederland
Over het leven van Doorenbos heeft C.G.L. Apeldoorn in 1948 een proefschrift geschreven waaraan het onderstaande is ontleend.

Zijn levensloop
Willem Doorenbos werd geboren op 28 mei 1820 als achtste van twaalf kinderen van een gereformeerde dominee en diens vrouw te Deersum, ten oosten van Sneek. Het gezin was in goeden doen.

Willem kreeg goed onderwijs, ging naar de Latijnse school en werd met vijftien en een half jaar reeds ingeschreven aan de theologische faculteit in Groningen. Ook woonde hij te Franeker – toen een universiteitsstad – colleges in de Oosterse talen bij. In 1844 promoveerde hij summa cum laude en werd vervolgens rector van de Latijnse school te Zaandam.

Zijn proefschrift
Deze omvatte een psychologische uiteenzetting van de karakters van Creon en Antigone in het drama dat naar de laatste is genoemd, geschreven door Sophokles in het Athene van de vijfde eeuw v Chr. Koning Creon verbiedt de begrafenis van de in de strijd omgekomen broer van Antigone. Antigone gaat daartegenin en begraaft haar broer toch, hoewel zij daarvoor ter dood veroordeeld zal worden. Het karakter van Antigone, dat haar leidt tot individueel verzet tegen wetten en regels van hogerhand, zal altijd de leidraad in het leven van Doorenbos blijven.

In 1851 huwde Doorenbos Antoinette Pauw, uit welk huwelijk tien kinderen werden geboren. In het zelfde jaar werd hij rector te Winschoten, waar hij tien jaar werkte. In 1862 vertrok het gezin naar Den Haag, waar Doorenbos door het geven van privaatlessen het inkomen verzorgde. Daarnaast werd hij redacteur van De Hollandsche Spectator, waarin hij boekrecensies schreef die hij bibliofagieën noemde: hij vrat de boeken op! Het was het blad van Carel Vosmaer, de doodsvijand van de katholieken.

Of het nu door zijn kritische geschriften kwam of door ‘kleingeestige intriges die ter stede heel gewoon’ waren, de zonder twijfel professorabele Doorenbos werd niet tot hoogleraar benoemd. Op advies daartoe van Thorbecke, toen opnieuw minister-president, werd Doorenbos in 1865 aangesteld als leraar geschiedenis op de H.B.S. aan de Keizersgracht die dat jaar in september geopend werd.

Leraar aan de H.B.S.
De manier van lesgeven door Doorenbos moet uit mededelingen van leerlingen worden gereconstrueerd. Voor leerlingen met geringe aanleg of belangstelling toonde hij geen interesse. Hij kon ook matig orde houden. In het laatste uur op zaterdagmorgen had hij een eerste klas. “Passen op halve krankzinnigen”, noemde hij dat volgens Elise Haighton, een oud-leerling die een sterk adorerend boekje over Doorenbos schreef.

Ook volgens haar vond Doorenbos ‘De school is de plaats, waar men in de meest mogelijke tijd – het minst mogelijke leert.’ Hij vond de scholen eerder kennisfabrieken dan inrichtingen tot opleiding van vrije mensen. Nee, Doorenbos was van mening dat scholen een voorbereiding moeten geven op het leven en zij schieten daarbij schromelijk tekort. In plaats van goed te leren schrijven, spreken en lezen, komt een vracht aan grammaticale analyse. Van de rijkdom, de frisheid en de kracht van de taal wordt niets vernomen. De fout van H.B.S. en gymnasium is het overladen programma. Door overmaat aan reglementering is er geen plaats voor paedagogiek.

Buitenschoolse activiteiten
Doorenbos heeft nooit een actieve rol in het politieke leven gespeeld. Hij stond wel aan de zijde van de toenmalige liberalen die streden tegen de conservatieve aristocratische resten uit de Republiek van voor de negentiende eeuw. Vrouwenemancipatie was volgens Doorenbos dringend noodzakelijk. Hij was vol lof over het streven van Mina Kruseman (‘Dolle Mina’) en vond het onjuist dat vrouwen niet de mogelijkheid geboden werd een universitaire studie te volgen. Zijn dochter Theodora haalde als eerste vrouw een acte Middelbaar Duits! Doorenbos ging ook graag in op het verzoek van het bestuur van Felix Meritis om voor de echtgenotes en dochters van de leden lezingen te houden over historische onderwerpen. De belangstelling was groot!
Van religieus fanatisme was Doorenbos hevig afkerig en hij was bepaald anti-Rooms, waarbij hij vaak als tegenstander Jozef Alberdingk Thijm trof. Niettemin had Doorenbos waardering voor Thijm toen deze de katholieke neiging afwees om álle literatuur af te keuren die niet de roomse regelgeving volgde.

Een kenmerkend voorbeeld van een conflict tussen beide heren was de kwestie rond de viering van de driehonderdste geboortedag van P.C. Hooft. Thijm en Doorenbos zaten allebei in het organiserend comité en men had besloten het blijspel ‘Warenar’ van Hooft op te doen voeren. De vrek Warenar heeft alleen maar belangstelling voor zijn pot met goudstukken en merkt niet dat zijn dochter Claertje zwanger is. In de tekst staat dat Claertje ‘een afgelikte boterham’ is en Thijm wil die passage schrappen bij de opvoering. Heftig conflict met Doorenbos, die memoreert dat Thijm op die manier ook Shakespeare en Bredero al heeft verminkt. Niettemin krijgt Thijm zijn zin: de ‘Warenar’ wordt in de schouwburg in gecensureerde vorm opgevoerd. In Felix Meritis wordt door de medestanders van Doorenbos een leessessie van het stuk met de oorspronkelijke tekst gehouden.

De H.B.S. jaren der Tachtigers: 1872 – 1882
De Eerste Hogere Burgerschool met 5-jarige cursus was in 1865 geopend in het Huis met de Hoofden aan de Keizersgracht. Snel was duidelijk dat dit pand te klein zou worden en de gemeente huurde meteen het pand Keizersgracht 177, het Huis van Coyman, in de 17e eeuw ontworpen door de architect van het Stadhuis (later Paleis) op de Dam, Jacob van Campen. In dit pand begonnen de lessen met de cursus 1868 – ’69. Aanvankelijk waren er alleen jongens als leerlingen, maar vanaf 1887 werden ook meisjes toegelaten. Er namen in dat eerste jaar drie meisjes aan de lessen deel. Maar die hebben de latere Tachtigers niet gezien.

Van 1872 tot 1875 zaten Jacques Perk, Willem Kloos en Frank van der Goes op de H.B.S., Albert Verwey kwam wat later, van 1880-1882. Perk en Van der Goes hebben allebei wegens een onvoldoende voor wiskunde de derde klas gedoubleerd. Daarna kwamen ze in dezelfde bank te zitten. Van der Goes en Kloos hebben elkaar op school niet gekend, ze zaten in parallelklassen. Alle vier hebben van Doorenbos geen Nederlandse les gekregen, maar wel geschiedenis, het vak waarvoor hij leraar was.

De foto’s van deze vier oud-leerlingen hingen vele jaren later keurig ingelijst aan de muur naast de deur van de kamer van de directeur der school. Er was nog een foto van een andere ‘held’ toegevoegd: die van Cornelis Lely, de bedenker van de Zuiderzeewerken en ook oud-leerling. Dat was in ieder geval zo toen ondergetekende en mijn goede vriendin Inez van Eijk de school bezochten (1952-1957). Ook in parallelklassen!

De contacten na de school 1878 – 1884
Zoals boven uiteengezet, hadden de vier latere Tachtigers niet allemaal onderlinge contacten en kregen ze van Doorenbos, zoals gezegd, geen Nederlands, maar les in geschiedenis.
Perk had de school verlaten en kreeg Latijn en Grieks van zijn vader, maar hij had ook contact met Doorenbos door wie hij Vergilius, Vondel, Hooft, Goethe en Schiller ging lezen. Herhaaldelijk legde Perk aan Doorenbos vragen voor en vroeg om advies. Kloos ging bij zijn vroegere leraar Latijn en Grieks leren om aan de universiteit te kunnen studeren. Een ‘hartelijke genegenheid ontstond tusschen den discipel en den beminlijken geleerde.’ Verwey voelde diepe dank en waardering, blijkend uit twee strofen van een
“Sonnet aan Dr. W. Doorenbos (1883):

Ik was een kind en wist niet wat ik wilde,
Maar zocht naar één ziel onder al die velen,
Met wie ‘k, als met een kind, mijn droom kon deelen,
Zonder de vrees, dat ik dien droom verspilde.
En gij waart mij de goede, rijke, milde,
Die mij begreep en mijn verlangen stilde.”

Ook met Van der Goes kan gesproken worden van een oprechte vriendschap en appreciatie wederzijds.
Doorenbos bracht de vier jongemannen met elkaar in contact en hij introduceerde hen bij tijdschriftredacties. Dat gold ook voor het opnemen van hun werk in “De Amsterdammer”, waarbij Doorenbos hoofd van de letterkundige afdeling was.

In de zomer van 1879 ontmoette Jacques Perk Mathilde Thomas in de Ardennen. De 23e september stuurde hij Vosmaer, hoofdredacteur van de Nederlandsche Spectator zes sonnetten over haar.
Vanaf 1884 verbleef Doorenbos bij zijn gezin te Brussel. Hij had nadien nog wel bemoeienis met de oprichting van het tijdschrift “De Nieuwe Gids”, in het eerste nummer waarvan (1 oktober 1885) Frederik van Eeden een deel van zijn “Kleine Johannes” publiceerde en Doorenbos een verslag van de laatste liefdesgeschiedenis van Hendrik de Vierde deed uitkomen.
Doorenbos keerde in 1891 terug naar Nederland, waar hij in Den Haag ging wonen en in 1906 stierf. In zijn laatste jaren had hij weinig contact meer met de jongeren.

De betekenis van Doorenbos voor het literaire leven
Geconcludeerd moet worden, dat Doorenbos niet de voorman van de beweging van Tachtig is geweest. Maar hij heeft wel veel invloed gehad doordat hij als criticus in de tijdschriften publiceerde en leraar was. Hij had een afkeer van de middelmaat, de zwakkelingen, de conventie, het uiterlijk fatsoen. Tussen Doorenbos en de jongeren bestonden enkele principiële overeenkomsten waardoor ze elkaar aantrokken. De bewondering voor het individualisme in de eerste plaats. Denk aan de uitspraak van Kloos over kunst: de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie. En de hoofdstelling van Doorenbos: “Kunst heeft ten doel ons in een zekere stemming te brengen.” Dat wil zeggen dat de schrijver, schilder etc. moet dat zo doen, dat de lezer of beschouwer een indruk ontvangt en daardoor in een stemming komt, gelijk of althans in essentie gelijk aan die waarin de artiest tijdens zijn scheppende werkzaamheid verkeerde.”
Tot de Beweging van Tachtig werden later ook Frederik van Eeden, Van Loghum, Willem Paap, Herman Gorter en Lodewijk van Deijssel gerekend. Een soort officiële erkenning kreeg de beweging in het eredoctoraat van Verwey (Groningen, 1914) en in die van Kloos en Van Deijssel in Amsterdam (1935).
De bekendste publicaties van de Tachtigers zijn:
De sonnetten van Jacques Perk en Willem Kloos;

  • De Mei van Herman Gorter
  • De kleine Johannes van Frederik van Eeden.
  • Van Willem Doorenbos zullen zijn proefschrift dat een samenvatting van zijn voelen en denken inhoudt en zijn “Handleiding tot de geschiedenis van de letterkunde”, naast de talloze artikelen in tijdschriften markante punten blijven op de weg die in de Nederlandse literatuur is afgelegd.

Apeldoorn, C.G.L., Dr. Willem Doorenbos,
Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam,
24 februari 1948.