Jan Arends, 1925 – 1974 – Roelof Hartplein 4
Jan Arends was maar af en toe een buurtgenoot. Hij zwierf van adres naar adres in binnen- en buitenland, oefende een groot aantal beroepen uit, met als meest kenmerkende huisknecht en copywriter, en verbleef een aantal jaren in psychiatrische inrichtingen. Er is zo weinig over zijn levensloop bekend, dat het er nooit van gekomen is een biografie over hem te schrijven. Het boekje “Jan Arends (1925-1974), in 1979 uitgegeven als De Engelbewaarder 15 en samengesteld door C.J. Aarts en Thijs Wierema, biedt echter genoeg aanknopingspunten om je van zijn leven een voorstelling te maken.
Dat boekje was een vondst op een van de vele markten die met boeken en andere overblijfselen uit het verleden worden gehouden. Ik vond er ook een bespreking in door Tom Rooduijn in het Handelsblad van de film van Maria Nasveld ‘Stil, Jan Arends moet schrijven’, die blijkbaar op 4 augustus 1986 op de televisie is vertoond. Ik kan me niet herinneren die film te hebben gezien, maar ik kan me niet álles meer herinneren. Wat ik wel nog weet is de schitterende voorstelling die de acteur Jacques Commandeur heeft gemaakt van het verhaal ‘Keefman’. Rillend van spanning liep ik na afloop weg uit Bellevue.
Bron: Het Parool
Zijn eerste boekje, “Lente/Herfst”, een novelle, kwam als Maatstafdeeltje uit in 1955. Jan was toen dertig jaar. Het werd door de critici doodgezwegen. Alleen Adriaan van der Veen schreef in de NRC over de hoofdfiguur als “een rancuneuze masochist die plezier heeft in het rollen in de modder.”
Behoudens een bundel “Gedichten” in 1965, was de volgende publicatie de verhalenbundel “Keefman” in 1972.
Volgens Arends zelf was de titel een ‘vertikking’. Er had Leefman moeten staan, maar hij heeft het zo gelaten, omdat er iets van kijven in het nieuwe woord te lezen was.
Het belangrijkste verhaal in die nieuwe bundel, “Vrijgezel op kamers”, bleek op het begin na identiek aan “Lente/Herfst”. Alleen de schrijver Bob den Uyl was bij lezing van “Keefman” daarover een licht opgegaan.
Arends stond na “Keefman” in het middelpunt van de belangstelling. De verhalenbundel was aanleiding tot de al genoemde toneelmonoloog en zelfs een film (1977, regie Wouter van Leeuwen, met o.a. Cor van Rijn, Wim de Haas en Olga Zuiderhoek).
Niet alleen de bijzondere kwaliteit van zowel proza als poëzie van Arends werd ontdekt. Ook zijn eveneens uitzonderlijke levenswandel kwam bij velen ter sprake. Hij kwam bekend te staan als een buitengewoon grote, legendarische pestkop, die het erop aanstuurde met iedereen ruzie te maken. Zijn uitgever nam ten einde raad een geheim telefoonnummer om van de tirades van Jan af te zijn. Zijn favoriete baantje was dat van een gehoorzame huisknecht, die echter niet aarzelde de gasten van zijn meesteres in het nauw te brengen en bij zijn voortijdig afscheid meestal de traptreden insmeerde met groene zeep. Bekend is dat Jan op een morgen ontslag nam bij het bureau waar hij als copywriter werkte, ’s middags solliciteerde als huisknecht bij de echtgenote van de baas daarvan en ’s avonds in een rood-wit gestreept jasje de deur opende voor de stomverbaasde directeur.
Jan Arends leed aan wat men moreel masochisme kan noemen en was vaak ernstig depressief. Hij werd dan ook regelmatig psychiatrisch opgenomen. In de inrichtingen waarmee hij op die manier kennismaakte, schreef hij vaak zijn proza en gedichten. Op het Valeriusplein stond tot niet zo lang geleden de Valeriuskliniek waar hij ooit was opgenomen.
Het laatste adres van Jan Arends was Roelof Hartplein 4, waar hij een kamer bewoonde in Het Nieuwe Huis van architect Barend van den Nieuwen Amstel. Een nieuwe bundel, “Lunchpauzegedichten”, kwam die dag, maandag 21 januari 1974, uit. In het ‘Vooraf’ van het boekje waaraan ik bovenstaand veel ontleen, staat: “Die middag om twee uur haalde hij een aantal exemplaren af bij zijn uitgever De Bezige Bij en deelde twee uur later telefonisch mee dat hij ingenomen was met de uitgave. Om acht uur ’s avonds sprong Jan Arends uit het raam van zijn appartement aan het Roelof Hartplein te Amsterdam.”
Jan zou de woensdag daarop, 23 januari, tussen twaalf en twee, bij boekhandel Ko van Leest in de Banstraat hebben voorgelezen uit zijn “Lunchpauzegedichten”. Maar dat is natuurlijk niet doorgegaan.
De Bezige Bij verzamelde na Arends’ dood de in de flat aanwezige schrifturen en gaf nog in 1974 de verhalenbundel “Ik had een strohoed en een wandelstok” uit. Een van de verhalen had als titel “Jan Arends I presume”. In september 1974 ontdekte een medewerker van de Haagse Post, dat het een verhaal was dat Eelke de Jong in mei 1970 in HP over Jan Arends had geschreven. Uitgever Lubberhuizen heeft het uitgelegd: “Arends had het stuk uit de HP geknipt en de naam van Eelke eraf gehaald en het gewoon tussen zijn nalatenschap gestopt om eens te kijken wat er zou gebeuren.” Jan Arends zou het ontzettend leuk gevonden hebben.
Ter illustratie van Arends’ opvatting ‘Om pijn te schrijven heb je weinig woorden nodig’ een voorbeeld uit zijn “Nagelaten gedichten” (1975, gekozen door Remco Campert):
Een
kleine barst
wordt
een scheur.
Een
scheur
wordt
een kloof.
En zo
staat de mens
alleen.
Dit artikel is geschreven door Henk Ras, Historie & Cultuur, Vrienden Oud-Zuid, 30 augustus 2018