Henriëtte van Eyk 1897-1980 – Koninginneweg 151 & Reinier Vinkeleskade 56
Geboren 15 februari 1897 te Amsterdam en aldaar overleden 21 november 1980.
‘Vrouw tussen vier mannen’ geeft Aukje Holtrop, die de biografie (2018) van Jetje geschreven heeft, haar boek als subtitel mee. Niet alleen verwijst ze daarmee naar een van die vier mannen, Simon Vestdijk, die zijn eersteling (‘Kind tussen vier vrouwen’) pas na zijn dood uitgegeven zag, maar geeft de auteur ook een heldere indeling in vier fasen van het leven van de vrouw over wie ze schrijft.
Bron: NRC
Jets moeder verhuisde met haar twee kinderen – er was een jonger broertje Bert – naar de Jan Luijkenstraat, waar ze het hoofd boven water hield door kamers te verhuren.
De kinderen bezochten de christelijke hbs in de Moreelsestraat en Jet heeft nog een paar jaar biologie gestudeerd, waarbij het laboratoriumwerk met levende kikkers haar moeilijk viel. Een val waarbij ze spieren in de heup scheurde en die haar heel lang aan bed kluisterde, maakte een einde aan de studie.
Broer Bert, die jonger was, maar na vaders vertrek de leiding in het gezin had genomen, studeerde inmiddels chemie en was lid geworden van de sociëteit De Kring aan het Kleine – Gartmanplantsoen. Daar las hij wel eens korte stukjes voor die Jet voor een tijdschriftje had geschreven. Mannen als de schrijver Victor van Vriesland en de acteurs Cor Hermus en Albert van Dalsum waren er enthousiast over en plannen voor bundeling werden geboren. In 1932 verscheen “Een kleine Parade”, dat enthousiast werd ontvangen.
Bij dezelfde uitgever was een boek uitgekomen van Jean de Nève, pseudoniem van Jean Lenglet, een avonturier die een blauwe maandag in het Vreemdelingenlegioen had gezeten, liedjes had gezongen in Le Chat Noir in Parijs en in Londen met een Engelse was getrouwd. Naar aanleiding van zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog heeft hij een lezenswaardige roman geschreven: “Muziek voorop” (1935, heruitgave 2014).
De Nève belde met een bos bloemen onder zijn arm aan bij Jet in de Jan Luijkenstraat en zij viel voor hem. Het huwelijk verliep met horten en stoten, mede doordat De Nève als journalist heel Europa als zijn werkterrein zag en dus vaak op pad was. In de oorlog werd het woonhuis van Jet en Jean aan de Koninginneweg een centrum voor het verzet. Engelse piloten hadden het huisnummer (151) in hun hemd genaaid voor het geval ze na een landing onderdak moesten zoeken. De Nève werd verraden, ontkwam aan de doodstraf door zich gek te laten verklaren en werd opgesloten in een Duits krankzinnigengesticht. Hij overleefde de oorlog wel, maar al spoedig daarna werd het huwelijk met Jet ontbonden.
Jet had inmiddels een bovenhuis op de Reinier Vinkeleskade 56 gekraakt. Van daaruit regelde ze voor kunstenaars die zich niet bij de Kultuurkamer hadden gemeld financiële bijdragen uit het inmiddels opgerichte Nationaal Steunfonds. Ze deed dat aanvankelijk voor schrijvers, maar nadat Frieda Belinfante naar Zwitserland was gevlucht kreeg ze er de musici bij en toen Gerrit van der Veen na de overval op de Burgerlijke Stand was opgepakt, ook de beeldend kunstenaars. ‘Het was geen moed, maar fatsoen’, dat ze dit deed, zou Jet later verklaren.
Bij Sociëteit De Koepel in de Marnixstraat had men na de oorlog hogere idealen in het hoofd dan bij De Kring. In feite gingen de meeste bezoekers als De Koepel sloot rechtstreeks door naar De Kring, maar bij De Koepel mocht je in ieder geval niet dronken worden.
Simon Vestdijk was er ook eens op bezoek en werd door een goede bekende, Jeanne van Schaik-Willing, op Jet van Eijk gewezen, over wier werk Vestdijk wel eens een betrekkelijk lovende recensie had geschreven. En ze maakten een gezellig praatje. Een paar dagen later belde Simon op de Vinkeleskade aan. Om haar honden te zien, zei hij. Dierenliefhebbers onder elkaar. Vestdijk praatte honderd uit en na vijf koppen thee en een geroosterde boterham, vertrok hij eindelijk.
De relatie heeft op en neer zo’n twaalf jaar geduurd. Ernstige stoornissen werden veroorzaakt door de huisgenote van Vestdijk in Doorn, Ans Koster, die hem voor geen prijs wilde loslaten en door zijn telkens weerkerende ernstige depressies, waarvoor destijds geen adequaat remedium beschikbaar was. Als het goed ging, kwam Simon veertiendaags een lang week-end bij Jet logeren. Hij trok dan zijn speciale Amsterdamse pak aan, ze lazen elkaar uit hun werk voor en gingen veel uit. Samen schreven ze “Avontuur met Titia” (1949) over nachtelijke bezoeken aan het Rijksmuseum. Als Simon weer met de trein vanuit het Centraal Station vertrok, zwaaide hij met een witte zakdoek uit het raam naar Jet, die bij de Schreierstoren met een kussensloop terug zwaaide. De rest van de maandag bracht ze huilend door op de Vinkeleskade.
De gemeenschappelijke liefde voor honden is een van de onderlinge aantrekkelijkheden geweest. Jet had drie foxterriers, waarvan er een altijd grommend met de tanden ontbloot bovenaan de trap stond als er bezoekers kwamen. Vriendin Wim Hora Adema nam dan ook altijd een stok mee als ze op bezoek ging bij Jet.
De begrijpelijke opstelling van Ans Koster, gecombineerd met de herhaalde perioden van depressies van Simon, waarvoor men hem ten einde raad zelfs electroshocks had gegeven waarna hij jarenlang een deel van zijn geheugen kwijt was, maakten tenslotte dat Jet de relatie met Vestdijk niet weer opnieuw aanging. Jeanne van Schaik had bovendien aan Jet in een brief geschreven dat Simon geen normale man was en niet echt van een vrouw kon houden.
De vierde man in het leven van Henriëtte van Eyk was haar broer Bert. Bert en Jet – ze noemden elkaar hun hele leven Dibbus en Sjet – hebben een intensieve broer-zusterrelatie onderhouden. Bert woonde in de oorlog in de Vondelstraat, had daar Joodse onderduikers en zorgde voor een plek voor zondagmiddagactiviteiten van kunstenaars die zich niet bij de Kultuurkamer hadden aangesloten. Voor een doos sigaren en een fles jenever traden bekende kunstenaars tussen de schuifdeuren op. Van Dalsum deed dan bijvoorbeeld een claus uit de Hamlet.
Bert was een bekwaam chemicus en leraar. Hij trad af en toe op als travestiet en dong jarenlang vergeefs naar de hand van een vrouw die hij niet krijgen kon omdat ze getrouwd was. Hij huwde wel drie keer, maar die huwelijken hielden nooit lang stand. Na het zelfstandig worden van de Republiek Indonesia, werd hij benoemd tot hoogleraar in Soerabaja. Maar de verhouding tussen Nederland en Indonesia en die tussen Indonesië en de Nederlanders die daar nog verbleven, verslechterde snel. En Bert werd weggepest naar een veel minder in aanzien staande plek in Bandoeng. In 1955 is Jet nog een poos bij Bert gaan logeren. Ze werd er gek van de warmte, de bezoeken aan vrouwenverenigingen en padvinders en de chaos in het huishouden van Bert en zijn toenmalige vrouw. Na ruim een half jaar ging ze terug naar Nederland. Bert volgde niet veel later, met zijn derde, Indonesische vrouw, die niet aarden kon in Nederland en door Bert op de boot terug is gezet. Hij bleef eenzaam achter en ging langzaam overstag.
Jet vereenzaamde geleidelijk aan. Haar verhalen werden nog vele malen herdrukt, maar de roman die ze had willen schrijven is er nooit gekomen. Ze was ooit een voorbeeld geweest voor schrijvers als Simon Carmiggelt, Godfried Bomans en Henri Knap, hoewel we Mary Dorna als voorbeeld voor hen niet mogen vergeten. Met haar wat larmoyante oogopslag was ze een aantrekkelijke vrouw geweest in het tijdperk dat filmsterren op wie ze leek, zoals Marlene Dietrich en Greta Garbo, furore maakten. Maar die tijd was voorbijgegaan. Jet van Eyk stierf in 1980, 83 jaar oud en al bijna vergeten.
Dit artikel is geschreven door Henk Ras, 1 september 2018
Literatuur
Dorna, Mary, Laten we vader eruitgooien en Trammelant met de familie, z.j. eerste publicatie 1932,
Eyk, Henriëtte van, Het ulevellenlaatje, verzamelde verhalen, Querido, Amsterdam, 1975
Holtrop, Aukje, Henriëtte van Eyk, Vrouw tussen vier mannen, Biografie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2018
Nève, Ed. de, Muziek voorop, Panchaud, Amsterdam, 2014
Vestdijk, Simon en Henriëtte van Eyk, Avontuur met Titia, 1949